zondag 28 april 2013

Pakket 4, pagina 16


Whereas, that thus legally and convincingly has been proven that the
accused is guilty to the charges and that he must be declared guilty
and in this respect be convicted to punishment;
In regard to 5th accused xxxxxxxx and 6th accused xxxxxxx:
Whereas, they each for themselves have recognised to be charged with
medical care of the women and girls respectively
in the Semarang Curaboe and in the Shoko-club, however they
denied to have treated these women and girls badly by withholding them
sufficient medical help and medicines and to let them live under bad hyienic circumstances
Whereas, it can be derived from the declarations of the witnesses,
that the medical research performed by the accused, were superficial
and that there were not enough disinfectant present;
Whereas, the investigation research about the medical
care has been very superficial;
that based on the fact, that later research at Buitenzorg
showed, that of the 100 women 25 to 30 had venereal diseases,
- see above - it can be assumed, that different cases
of venereal diseases under the women have occurred and that against this
no sufficient treatment was given;
Whereas, that this on itself already results in a bad treatment,
especially where the profession of the accused aims to
alleviate and decrease the suffering of fellow humans and taking
measures that can prevent such suffering;
Therefore, that thus the accused have been guilty of
the charges sub a and in this respect must be convicted to punishment;
Whereas, it is not proven that 5th accused was also charged with
the supervision over the activities of the physicians in the other brothels
than the Semarang Curaboe, therefore he must be acquitted from the charges sub b;
Whereas, that 6th accused, who at the opening of opening of the Shoko
club was present and acknowledges to have had sex with
one of the girls, however, denies that he forced
the girl with violence, however the Court-Martial based
on the declaration of the witness xxxxxx aforementioned affirmed
to the extent as mentioned by her sister, by witness xxxx
xxxxx, in regard to the - as above is considered - presumption bordering
to certainty that the women and girls brought to the brothel Shoko-club
were no volunteers, which presumption
the accused, who in the afternoon had carried out an inspection
also must have had, this part of charges to the accused also
deemed legally and convincingly proven, so that he
must be found guilty and convicted to punishment
In regard to 7th accused xxxxxx:
Whereas, that this accused has held a circumstantial story
about the events as mentioned by the witnesses;
that his statements entails a complete confessionbekentenis of the
charged facts, with the proviso, that no women and girls
from the Semarang-East camp were ravished;
Whereas, that because of this confession in regard of the prescribed
witness statements hte charged has been legally and convincingly proven
therefore he must be held guilty to these facts;
Whereas, that the defense of the 7th accused xxxxx xxxxx hereupon
comes down, that he immediately has requested to be relieved
of the assignement given to him to select women and girls in the camps
by order of Major xxxxxxxx went to2 camps in Semarang is gaan;
that he has encountered difficulties in the camps that point to
objections from the side of interned women against
the purpose for which the women and girls had to go out of the camp;
that he had reported this to Major xxxxxxx aforementioned in
the presence of Major xxxxx (3rd accused);
that despite his repeated objections the order was given to continue;
that at that time it was already known to him, that the prescribed
requirement of voluntariness,


The original transcript is in Dutch, to find it, scroll to page 16 here.

Overwegende, dat mitsdien wettig en overtuigend is bewezen dat de
beklaagde zich aan het hem ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt
en hij daaraan moet worden schuldig verklaard en te dier zake tot
straf veroordeeld;
Ten aanzien van 5e beklaagde xxxxxxxx en 6e beklaagde xxxxxxx:
Overwegende, dat zij ieder voor zich hebben erkend bbelast te zijn
geweest met de medische verzorging van de vrouwen en meisjes respectievelijk
in de Semarang Curaboe en in de Shoko-club, doch hebben
ontkend deze vrouwen en meisjes slecht te hebben behandeld door
haar voldoende geneeskundige hulp en medicamenten te onthouden en
haar onder slechte hygienische omstandigheden te laten leven;
Overwegende, dat uit de verklaringen van de getuigen af te leiden
valt, dat de medische onderzoeken door beklaagden uitgevoerd, oppervlakkig
waren en dat niet voldoende ontsmettingsmiddelen aanwezig waren;
Overwegende, dat het gehouden nasporingsonderzoek omtrent de medische
verzorging zeer oppervlakkig is geweest;
dat echter op grond van het feit, dat later bij onderzoek te Buitenzorg
bleek, dat van de 100 vrouwen er 25 tot 30 geslachtsziek waren,
- zie boven - kan worden aangenomen, dat zich verschillende gevallen
van geslachtsziekten onder de vrouwen hebben voorgedaan en dat hiertegen
geen voldoende behandeling werd gegeven;
Overwegende, dat dit op zich zelf reeds een slechte behandeling oplevert,
vooral waar het beroep dat beklaagden uitoefenden beoogt het
lijden van medemenschen te lenigen en verminderen en het nemen van
maatregelen die zulk een lijden voorkomen;
Overwegende, dat mitsdien beklaagden zich schuldig hebben gemaakt
aan het hen sub a tenlaste gelegde en zij te dier zake tot straf behooren
te worden veroordeeld;
Overwegende, dat niet is bewezen dat 5e beklaagde ook belast was met
het toezicht over de werkzaamheden van de artsen in de andere bordeelen
dan de Semarang Curaboe, zoodat hij van het hem sub b tenlaste
gelegde moet worden vrijgesproken;
Overwegende, dat beklaagde 6, die op de openingsavond van de Shoko
club aanwezig is geweest en erkent vleeschelijke gemeenschap met
een van de meisjes te hebben gehad, weliswaar ontkent daartoe dit
meisje met geweld te hebben gedwongen, doch de Krijgsraad op grond
van de verklaring van de getuige xxxxxx voorschreven bevestid
voor zoover haar door haar zuster medegedeeld, door getuige xxxx
xxxxx, in verband met het - zooals boven is overwogen - bestaande
aan zekerheid grenzende vermoeden dat de in het boordeel Shoko-club
gebrachte vrouwen en meisjes geen vrijwilligsters waren, welk vermoeden
beklaagde, die 's middags de keuring had verricht, evenzeer
moet hebben gehad, dit deel van het aan beklaagde ten laste gelegde
evenzeer wettig en overtuigend bewezen acht, zoodat hij daaraan moet
worden schuldig verklaard en terzake tot straf veroordeeld;
Ten aanzien van 7de beklaagde xxxxxx:
Overwegende, dat deze beklaagde een omstandig verhaal heeft gedaan
omtrent de gebeurtenissen zooals die door de getuigen zijn medegedeeld;
dat zijn opgaven een volledige bekentenis inhouden van de hem ten
laste gelegde feiten, met dien verstande, dat geen vrouwen en meisjes
uit het kamp Semarang-Oost zijn weggevoerd;
Overwegende, dat door deze bekentenis in verband met de voorschreven
getuigenverklaringen het wettig en overtuigend bewijs van het hem
tenlaste gelegde is geleverd en hij derhalve aan die feiten moet wel
worden schuldig verklaard;
Overwegende, dat het verweer van 7e beklaagde xxxxx xxxxx hierop
neerkomt, dat hij na al dadelijk verzocht te hebben ontheven te worden
van de hem gegeven opdracht om vrouwen en meisjes in de kampen
te gaan uitzoeken op last van den Majoor xxxxxxxx naar 2 kampen in
Semarang is gaan;
dat hij in die kampen op moeilijkheden is gestuit die erop wezen
dat hij van de zijde van de geïnterneerde vrouwen bezwaren bestonden
tegen het doel waarvoor vrouwen en meisjes uit die kampen zouden
moeten gaan;
dat hij dit heeft gerapporteerd aan Majoor xxxxxxx voornoemd in
tegenwoordigheid van Mahoor xxxxx (3e beklaagde);
dat hem ondanks zijn herhaalde bezwaren bevel is gegeven door te gaan;
dat hem toen reeds bekend was, dat er aan de gestelde eisch van vrijwilligheid,

Geen opmerkingen: